Bij de belastingen staat de budgettaire functie voorop. De trendmatige stijging van de onroerende- en roerende-zaakbelastingen bedraagt in 2023 op basis van eerdere besluiten 3%. Uitgangspunt is dat de gemiddelde waarde-schommelingen worden geneutraliseerd in de tarieven (exclusief groei van het bestand).
Door het karakter van de rechten als bestemmingsheffing is er een duidelijke relatie tussen de opbrengst van de rechten en de kosten van de door de gemeente te leveren tegenprestatie. Beleidsuitgangspunt is om die reden de kostendekkendheid van de betrokken tegenprestatie, in dit geval het overheidsproduct. De kostendekkendheid bepaalt in principe het in rekening te brengen tarief.
Binnen strikte regels mag de meeropbrengst van de ene heffing echter worden gebruikt voor de dekking van andere kosten. Voorwaarden zijn dat we rekening houden met aspecten als het verbod op willekeur, het evenredigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, de gevolgen van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Europese Dienstenrichtlijn. Dit is niet toegestaan als het gaat om de afvalstoffenheffing of de rioolheffing.
Het beleid is dat tarieven zo veel mogelijk kostendekkend zijn. In een aantal gevallen is dat structureel niet mogelijk. De infrastructurele kosten van bruggen en kades zijn bijvoorbeeld zo hoog dat het niet haalbaar is de kosten in zijn geheel te verhalen op de gebruikers van de haven.
Ook voor de begraafplaatsen geldt dat de inkomsten de kosten niet geheel dekken. Voor overige leges geldt dat deze niet kostendekkend zijn. Weliswaar zijn er onderlinge verschillen in kostendekkendheid tussen de verschillende producten uit de legesverordening, maar bezien over de hele legesverordening is sprake van minder opbrengsten dan kosten.
Het kwijtscheldingsbeleid is vastgelegd in de Leidraad invordering. De hierin gestelde criteria zijn afgeleid van de regelgeving van het Rijk. Kwijtschelding is onder andere mogelijk voor onroerende-zaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing. In verband met het afschaffen van de hondenbelasting zijn de kwijtscheldingen nagenoeg nihil.
Voor 2023 is er €1.527.000 (2022: €1.527.000) begroot aan belasting kwijtscheldingen voor met name de afvalstoffenheffing en het rioolrecht. Werkelijk is er over 2023 €1.297.632 (2022: €1.342.756) aan belastinggelden kwijtgescholden; een daling van 3,4% ten opzichte van 2022.
(bedragen x €1) | ||||
---|---|---|---|---|
Belasting/heffing | Kwijtschelding 2022 | Kwijtschelding 2023 | Verschil | Verschil in % |
Belastingen OZB | 1.102 | 1.153 | 51 | 4,60% |
Hondenbelasting | 198 | 343 | 145 | 73,00% |
Afvalstoffenheffing | 791.178 | 726.345 | -64.833 | -8,20% |
Rioolrecht | 540.520 | 546.740 | 6.220 | 1,20% |
Kwijtschelding i.v.m. toeslagenaffaire | 9.758 | 23.051 | 13.293 | 236,00% |
Totaal | 1.342.756 | 1.297.632 | -45.124 | -3,40% |
De tariefaanpassingen 2023 leiden voor wat betreft de belangrijkste tarieven tot het volgende beeld:
(bedragen x €1) | |
---|---|
Belasting/heffing | Tarief/bedrag 2023 |
Afvalstoffenheffing¹) | 254,34 |
Rioolheffing huishoudens | 180,84 |
Woonlasten gebruiker (subtotaal) | 435,18 |
OZB/RZB woningeigenaar | 338,32 |
Woonlasten gebruiker/eigenaar (totaal) | 773,50 |
¹) Dit betreft het tarief voor de ‘modelaanslag’ van het basistarief met het gemiddeld aantal van 6 ledigingen. Per huishouden kan het tarief verschillen, afhankelijk van het aantal aanbiedingen per jaar. Na afloop van het jaar worden de daadwerkelijke ledigingen opgelegd. Hoe minder afval, hoe lager de aanslag.